De spoordijk Arnhem-Zuid is landelijk bekend vanwege de vele zeldzame wilde planten die er voorkomen. Het botanische kroonjuweel is de Zandwolfsmelk (Euphorbia seguieriana). In 2022 groeide deze beschermde plant alleen nog maar op twee plekken: een kade aan het IJ in Amsterdam en aan de spoordijk Arnhem-Nijmegen. Bij de bouw van een geluidsscherm door ProRail is daar vorig jaar een groot aantal planten vernietigd; circa 4000 m2 van het talud is voor deze met uitsterven bedreigde wolfsmelk ongeschikt geworden (zie de novemberuitgave van Elderveld Nieuws 2022). Na deze enorme dreun dreigt er opnieuw een flink stuk van het natuurlijke groeigebied voor de Zandwolfsmelk verloren te gaan. Hierna meer over de ongelijke strijd van een unieke en kwetsbare plant tegen de Bolsonaro’s van eigen bodem.
De nieuwe bedreiging: aanplant van heesters op de spoordijk
De nieuwe bedreiging van de Zandwolfsmelk werd per toeval ontdekt tijdens een fietstochtje langs de westkant van de spoordijk Arnhem-Zuid. Op een druilerig ochtend in november waren medewerkers van aannemer Donker Groen druk bezig houten palen in de grond te zetten. Desgevraagd bleek het te gaan om de afbakening van veertien vakken voor de aanplant van heesters. Met als doel de ‘lelijke’ spoordijk te onttrekken aan het zicht van de nieuwe bewoners van de Schuytgraaf. De eerste gedachte was: “Nou breekt mijn klomp! Hebben we net de vernielingen door ProRail achter de rug, krijgen we dit weer. Is het nu nog steeds niet bekend dat de spoordijk een uniek en kwetsbaar stukje natuur is waar uiterst zeldzame planten groeien? Diezelfde ochtend is deze nieuwe overtreding van de Wet Natuurbescherming gemeld bij de gemeente Arnhem. En al spoedig kwam het geruststellende telefoontje dat de voorbereidende werkzaamheden voor de aanplant per direct waren stilgelegd. Het slechte nieuws was echter dat uitstel niet automatisch afstel betekende.
Waarom de aanplant van heesters aan het spoor geen goed idee is
Het biotoop waar Zandwolfsmelk groeit of kan groeien is in Nederland bijna ‘uitgestorven’. De totale Nederlandse populatie bestaat uit niet meer dan een paar honderd planten. Aan de spoordijk groeien ze alleen op de open, droge, voedselarme, zandige en zonnige delen van de dijkhelling. De aanplant van heesters op de open plekken zorgt voor schaduw, koelte, vocht en verrijking van de bodem (bladafval!). Het zaad dat zich in de bodem bevindt of via wind of dieren wordt aangevoerd zal niet meer ontkiemen. Hiermee dreigt er opnieuw een flink stuk van het gebied waar deze wolfsmelk groeit of kan groeien verloren te gaan. We hebben deze casus voorgelegd aan verschillende natuurorganisaties (o.a. FLORON, KNNV, Groenforum, Groendivisie) en ecologische adviesbureaus. Alle gesprekspartners vonden de voorgenomen aanplant van heesters op de spoordijk een zorgwekkend en verwerpelijk plan. Niet alleen vanwege de Zandwolfsmelk maar ook de vele andere zeldzame wilde planten die er groeien.
De keuze van de plantvakken
Volgens een ecoloog van de gemeente bevinden de gemaaide plantvakken zich uitsluitend op plekken waar de Zandwolfsmelk niet (meer) groeit. Dit wekt enige verbazing. Uit onderzoek is namelijk bekend dat deze wolfsmelk over de hele linie van het traject voorkomt, al groeit er op de ene plek meer dan op de andere plek. Wij zijn bij zes van de veertien gemaaide plantvakken gaan kijken. Zoals verwacht troffen we daarbij vele exemplaren van Zandwolfsmelk aan, soms zelfs direct naast de palen waarmee het plantvak gemarkeerd was (zie foto). Hier lijkt er dus onbedoeld iets behoorlijk mis te zijn gegaan.
De keuze van de heesters
Het plan om de spoordijk ‘netjes aan te kleden’ voorziet in vijf soorten heesters/bomen: Sleedoorn (30%), Gelderse roos (20%), Rode kornoelje (25%), Katwilg (5%) en Amandelwilg (10%). Sleedoorn en Rode kornoelje zijn bekende woekeraars die de kruidlaag kunnen wegdrukken (althans in Elderveld). Katwilg en Amandelwilg groeien uit tot bomen van tot wel vijf meter hoog en zorgen daarmee voor veel schaduw, koelte en bodemverrijking (bladafval!). De keuze voor deze vijf soorten lijkt dus niet onverdeeld gelukkig.
Toekomstperspectief
Bij de graafwerkzaamheden voor de bouw van het geluidsscherm zijn vele exemplaren van de Zandwolfsmelk vernietigd. Het bovenste deel van het dijkhelling is voor deze plant ongeschikt geworden. Op de vergraven gedeelten maken zich nu snelgroeiende algemene pionier- en ruigtesoorten breed. Die overwoekeren al snel de minder algemene en zeldzame planten.
Een punt van zorg is dat het gebied decennialang aan zijn lot is overgelaten. Voor zover wij weten, is er niets gedaan tegen de sterke toename van stikstof minnende planten (o.a. bramen, brandnetels en sommige grassen). En ook niet tegen de vele struiken en bomen die zich daar waarschijnlijk spontaan vestigden (o.a. Abeel, Eik, Zoete kers en woekerboom Robinia). Als er niets tegen de verruiging en bosvorming gedaan wordt, zal de Zandwolfsmelk de concurrentie op termijn verliezen.
Toch is niet alles kommer en kwel. Zo werkt de opwarming van het klimaat in het voordeel van de Zandwolfsmelk. De verwachte afname van de stikstofdepositie biedt kansen voor spontane uitbreiding naar open plekken die daarvoor geschikt zijn. Maar dan moeten die open plekken er natuurlijk nog wel zijn. Kortom, het wordt de hoogste tijd dat eigenaar ProRail en de gemeente hun wettelijke zorgplicht nakomen. Anders gaat de belangrijkste groeiplek van Zandwolfsmelk in ons land voorgoed verloren.
Herstelmaatregelen voor Zandwolfsmelk en andere zeldzame wilde planten
De Zandwolfsmelk heeft ernstig te lijden onder de excessieve neerslag van stikstof vanuit de landbouw, industrie en verkeer. Het afsteken van de ‘verrijkte’ bovenste bodemlaag kan ertoe bijdragen dat er planten weer terugkomen. Op de kade aan het IJ in Amsterdam bleek deze methode goed te werken. Het gecontroleerd afbranden van de vegetatie kan de ongewenste groei van houtige gewassen tegengaan. Het handmatig verwijderen van struiken en bomen voorkomt verder dichtgroeien. Te overwegen valt ook extensieve beweiding met schapen.
De vraag is of bovengenoemde beheermaatregelen voldoende zijn om de Zandwolfsmelk op de spoordijk duurzaam te behouden. Wat kan er nog meer gedaan worden? Een laatste redmiddel voor met uitsterven bedreigde soorten is het vermeerderen van planten buiten het natuurlijke groeigebied. Bijvoorbeeld in een botanische tuin, heemtuin, kwekerij of zaaihofje. De aldaar opgekweekte planten kunnen vervolgens weer terug naar de oorspronkelijke groeiplek (bijplaatsen) of naar een nieuwe kansrijke locatie (herintroductie). Helaas is met het vermeerderen van ‘wilde’ Zandwolfsmelk nog weinig ervaring opgedaan. Wel weten we hoe sommige buitenlandse kwekerijen dat doen met in de handel verkrijgbare wolfsmelksoorten. Dat gaat meestal via stengelstekken (in het voorjaar als de plant begint te groeien). De kweker gebruikt dan stengels van de moederplant om nieuwe planten op te kweken. Ook worden sommige wolfsmelksoorten wel in hun geheel uitgegraven waarna men de wortel deelt en ieder deel afzonderlijk in de grond zet. Omdat er in Nederland nog maar enkele honderden Zandwolfsmelkplanten over zijn, lijken stengelstekken en worteldeling niet de voorkeur te verdienen. Er worden daarbij immers vitale ‘wilde’ Zandwolfsmelkplanten beschadigd of vernietigd (wat nadelig is voor de overlevingskans van de kleine populatie).
Een beloftevol alternatief is het vermeerderen van ‘wilde’ Zandwolfsmelk uit zaad. Maar gaat het oogsten van zaad dan niet ten koste van de gedecimeerde populatie op de spoordijk? Dat hoeft op zich niet nadelig uit te pakken. Op de natuurlijke groeiplaatsen zaait Zandwolfsmelk zichzelf gemakkelijk uit. Daarnaast behoort deze wolfsmelk tot de langlevende, overblijvende soorten die in hun leven meerdere malen bloeien en zaad produceren. Een complicatie is wel dat de minuscule zaadjes lastig te oogsten zijn, maar kort kiemkrachtig blijven en vaak moeilijk ontkiemen. We weten dus nog niet zeker of deze methode in de praktijk ‘werkt’. Het lijkt het uitproberen waard.
De aanplant van heesters op de spoordijk bezorgt de kleine Zandwolfsmelkpopulatie een nieuwe klap. Niet doen dus, zou je zeggen.
Goed nieuws
Begin december vond er een plezierig verlopen en constructief overleg plaats met de gemeente Arnhem. De ambtenaren toonden zich begaan met het lot van de Zandwolfsmelk. Zij waren echter nog niet bereid definitief van de aanplant van heesters af te zien. Een nieuwe afspraak volgt begin februari. In de tussentijd gaat de projectleider in gesprek met de wethouder, ProRail en de betrokken ecologische adviesbureaus. Het doel is het herstel van de Zandwolfsmelk te bevorderen en afspraken vast te leggen in een convenant en een beheerplan. Een hoopgevend signaal in een tijdperk waarin kwetsbare wilde planten en dieren het telkens weer afleggen tegen commerciële en andere belangen.
Een opsteker was ook een recent bericht van het ecologisch adviesbureau dat nauw met ProRail samenwerkt. In 2022 zijn er al ongeveer zestig planten die anders door de graafwerkzaamheden vernietigd zouden worden overgezet naar de oostkant van het spoor. In 2023 gaan zij met het geoogste zaad aan de slag (uitzaaien, opkweken en zo mogelijk terugplaatsen).
En er is nog meer goed nieuws. De Stichting Het Levend Archief is van plan Zandwolfsmelk uit zaad op te kweken (afhankelijk van kasruimte en beschikbare tijd en menskracht) en het zaad op te slaan in de Nationale Zadencollectie. Hiermee wordt het genetisch materiaal van de populatie aan de spoordijk veiliggesteld.
Waarom al dat gedoe over de Zandwolfsmelk en andere zeldzame wilde planten?
Sommige lezers zullen zich afvragen: Eén met uitsterven bedreigde wilde plant meer of minder, wat maakt dat nu uit? Het antwoord heeft te maken met biodiversiteit oftewel de rijkdom aan soorten en leefgebieden. Al sinds de jaren zeventig luiden wetenschappers de alarmbel over het enorme tempo waarin de biodiversiteit afneemt. De snelheid waarmee dieren en planten uitsterven was in tien miljoen jaar nog niet zo hoog als nu. Naar schatting dreigt een miljoen planten en dieren voorgoed van onze planeet te verdwijnen. De gebieden waarin met uitsterven bedreigde soorten leven, staan zwaar onder druk.
Waarom dat erg is? Al het leven op aarde is nauw met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk. Bijen kunnen bijvoorbeeld niet zonder bloemen, veel planten niet zonder schimmels, walvissen niet zonder plankton en mensen niet zonder planten. Biodiversiteit kun je vergelijken met een blokkentoren. Als er evenveel soorten bijkomen als er verdwijnen, blijft de natuur min of meer in evenwicht. Verdwijnen er te veel soorten (blokken), komt er een omslagpunt waarna de natuur zich niet meer uit zichzelf herstelt (de toren stort in elkaar). Zonder bijen zijn akkerbouwers en tuinders bijvoorbeeld genoodzaakt voedselgewassen met de hand te bestuiven (wat de voedselzekerheid in gevaar brengt).
Biodiversiteit is ook genetische variantie binnen een plantensoort. Planten met meer genetische variatie hebben grotere overlevingskansen. Een schoolvoorbeeld van de afname van genetische variatie door toedoen van de mens komt uit de industriële landbouw. Daar zien we steeds meer eindeloze akkers met monoculturen van genetisch vrijwel identieke planten. De genetische armoede maakt de voedselgewassen vatbaarder voor plagen, ziektes, droogte en extreme neerslag. Dus moet de reguliere agrarische ondernemer steeds meer gif spuiten en (kunst)mest gebruiken om de verarmde bodems vruchtbaar te houden. “Een vicieuze cirkel, die steeds meer ten koste gaat van de biodiversiteit”, zegt Wijnand Sukkel, senior onderzoeker AgroEcologie van Wageningen University & Research.
Met de huidige afname van de (genetische) biodiversiteit stevenen we af op een onleefbare aarde. Daarom is het van groot belang dat er geen soorten door menselijk ingrijpen meer uitsterven. En dat de variatie aan plekken waar bedreigde soorten groeien behouden blijft. Niet alleen ver weg in het tropische regenwoud, maar ook in de stadsnatuur bij ons in de buurt. Op de vraag waarom er zoveel soorten nodig zijn, geeft Louise Vet – hoogleraar ecologie – een duidelijk antwoord: “Dat is een kwestie van risicospreiding. Iedereen die gokt of belegt weet dat: ik moet niet alles op rood zetten of op zwart, nee, ik ga spreiden. Als de ene niet goed is, dan is de andere dat misschien wel. Die diversiteit, dat is de veiligheid die de natuur in zich heeft om te blijven bestaan als de omstandigheden veranderen, bij ziektes of andere schokken in het systeem”. En op de vraag waarom je leefgebieden zou herstellen verwijst Louise Vet naar de veerkracht van de natuur: “Als je een habitat weer beschikbaar maakt, is de diversiteit ook zo weer terug”.
Van vele bedreigde wilde weten we nog niet hoe zij van andere soorten in hun omgeving afhankelijk zijn (zoals van andere planten, bijen, vlinders, vogels, bacteriën, schimmels). Dat geldt ook voor de met uitsterven bedreigde Zandwolfsmelk en vele andere zeldzame planten op de spoordijk. Hier geldt het adagium: op tijd voorkomen is beter dan te laat herstellen.